Résoudre Problèmes

PDF PE design plus software van brother

 

 

Pe design lite

problemen met het kaartlezen.
Geeft de kaart een "piep" als deze in de borduurmachine is gedaan? Het zou dan kunnen zijn dat het borduurbereik van de bestanden (of 1 of meer bestanden) op de kaart niet overeenkomt met het borduurbereik van uw borduurmachine. U moet dan in het programma PE-Lite alle bestanden die u wilt overzetten naar de kaart controleren op grootte (10 x 10 of 13 x 18).
Als u dit aangepast heeft kunt u de bestanden opnieuw op de kaart schrijven.

 

Extra uitleg over PE-design Lite.

Hoe maak je een borduurbestand van een tekening/plaatje?
Kies een afbeelding en zorg dat u het kunt vinden in bijvoorbeeld de map “mijn documenten/mijn afbeeldingen”op uw computer.

Start het programma PE-design Lite op.

Allereerst bepaalt u op welk formaat u gaat werken (100 x 100 mm of 130 x 180 mm; dit hangt af van wat uw borduurmachine kan). In de bovenste menu balk selecteert u “optie”, “eigenschappen ontwerppagina”. Hier kiest u het juiste formaat.

Stap 1: In de bovenste menu balk kiest u de optie “afbeelding invoeren van bestand”. Kies bijvoorbeeld een bitmap-bestand uit uw map “mijn documenten/mijn afbeeldingen”.  Zorg van tevoren dat dit een helder bestand is met duidelijke contouren/lijnen en kleurvlakken. U kunt bijvoorbeeld het bestand aanpassen in Paint.
Met foto’s lukt het ook maar dan krijgt u een ander soort borduurwerk.

Stap 2: het ingevoerde plaatje kunt u uitrekken of induwen door met de muis de hoek te verslepen. Zorg dat het plaatje zelf past in het borduurbereik (10 x 10 of 13 x 18 cm). De buitenlijnen van het geïmporteerde bestand (rode lijnen) mogen buiten het borduurbereik vallen.

Stap 3: in de linker menubalk kiest u de toverstaf (= onderste plaatje). Dit is “automatisch perforeren”. Het programma toont nu een vak waarin wat verschillende opties taan: “weergave resultaat” en “weergave origineel”. Bij “weergave resultaat” kunt u wat spelen met verschillende knoppen. Zo zijn er de volgende mogelijkheden: maximum aantal kleuren, soort kleurkaart, contouren tonen, in- en uitzoomen, kleuren weglaten, ruisonderdrukking en segmentatie gevoeligheid (zie voor deze laatste twee de handleiding op blz.23). Door op de “opnieuw-knop” te klikken kunt u zien hoe het patroon er uit komt te zien. De verschillende instellingen geven verschillende effecten en bijvoorbeeld meer of minder details. Speel hier mee tot u tevreden bent (klik tussendoor steeds op “opnieuw”). Door in het paatje zelf te klikken kunt u delen weghalen of bijvoegen. De gearceerde gedeeltes worden niet geborduurd. Vergelijk het resultaat tussendoor met het originele patroon (weergave origineel- weergave resultaat).
Sluit het venster door op “voltooien” te klikken.

Stap 4: sla het patroon op. Het is nu een PES-bestand. Het origineel (bitmap) zit er nog onder. Het is handiger om eerst een lege pagina te nemen en het opgeslagen PES-patroon daar opnieuw op te vragen voor u verder gaat.

Stap 5: bekijk een “realistisch voorbeeld” of een”voorbeeld” door in de bovenste menubalk op de bijbehorende knop te klikken (meest rechter knop en 1 na rechter knop). Als u het beter wilt zien kunt u beter het patroon naar de kaart schrijven en een voorbeeld borduren.

Het programma verdeelt willekeurig stopsteken of satijnsteken over de verschillende onderdelen. Ook de borduur richting wordt willekeurig door de “toverstaf” bepaald.
Bent u niet tevreden met deze verdeling in het patroon, dan kunt u “handmatig” aanpassingen doen met PE-design Lite.


Hoe maak ik handmatig met PE-design Lite mijn borduurbestand beter?

Ga daarvoor als volgt te werk, na het te bewerken PES-patroon geopend te hebben.

Stap 1: klik in de bovenste menubalk op “controleer naaivolgorde” (derde van rechts). Onder de verschillende kleuren staat een rechtop kruis in een vierkant. Als u hierop klikt ziet u alle onderdelen van 1 kleur (bv. 1-2, 1-2, 1-3, etc.; daarna 2-1, 2-2, 2-3, etc.). Door op 1 onderdeel te klikken wordt het actief (rode stippellijn). U klikt op “annuleren” (dit lijkt vreemd, maar het klopt wel).

Stap 2: Het gekozen onderdeel blijft actief in het borduurpatroon. U ziet een rechthoekige vorm met zwarte blokjes op de hoeken en halverwege de lijnen. Links boven kunt u nu zien of dit onderdeel met de stopsteek of de satijnsteek wordt genaaid. Desgewenst verandert u dit. Als u wilt kunt u de kleur ook nog aanpassen.

Stap 3: In de bovenste menu balk klikt u vervolgens op “naai eigenschappen instellen” (4e van rechts). In het venster wat nu open gaat (‘gebied naaien”) kunt u een aantal instellingen veranderen (voor het actieve deel van het patroon):
- “met versteviging” . Al naar gelang het patroon moet u dit aan of uitzetten ( = het vinkje aanklikken waardoor het weggaat). Vaak is het bij kleine plaatjes beter om geen versteviging te gebruiken. Dit is nl. een soort geborduurde onderlaag. Bij grote vlakken is versteviging wel mooi. Het voorkomt trekken.
- de naaidichtheid is aan te passen.
- de naairichting is aan te passen: constant (en daarbij een richting kiezen) of variabel (het programma kiest zelf een richting die meestal meegaat met het te naaien patroondeel). Contouren zijn meestal het mooist in een satijnsteek met een variabele richting. Grote vlakken kunnen het best met een stopsteek genaaid anders worden de flotteringen (=losse draden tussen de steken) te lang.
U sluit dit venster door op “toepassen” en “afsluiten” te klikken.

Voor elk te naaien onderdeel herhaalt u de stappen 1 t/m 3.

Als u alle delen op deze manier optimaal gemaakt heeft kunt u nog spelen met de borduurvolgorde. Een klein oogje in een groot vlak kan verloren gaan als het eerst geborduurd wordt, terwijl het mooi uit komt als het als laatste geborduurd wordt. Dat geldt ook voor contourlijnen. De 3e knop van rechts (= naaivolgorde bepalen) geeft u de mogelijkheid de volorde aan te passen. U kunt zelfs bepalen dat delen met dezelfde kleur toch op een verschillend moment geborduurd worden.